Een school voor bijzonder voortgezet onderwijs besluit tot verwijdering van een leerling vanwege het bekladden van een schoolgebouw. Het betroffen beledigende teksten aan het adres van het schoolbestuur, die betrekking hebben op een conflict binnen het bestuur dat de school in stand houdt. Van het incident bestaan camerabeelden met geluid. De school voert aan dat zeven medewerkers van de school afzonderlijk van elkaar de leerling hebben herkend op de camerabeelden. De leerling ontkent betrokken te zijn bij het incident. Ook familieleden van de leerling, die de camerabeelden hebben bekeken, ontkennen diens betrokkenheid. Andere familieleden verklaren dat zij ten tijde van het incident thuis waren met de leerling.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de betrokkenheid van de leerling bij het incident onvoldoende vast komen te staan. Daarbij refereert de rechter aan de ingrijpende gevolgen van de verwijdering voor de leerling.
Schorsing of verwijdering van leerlingen
Een verwijderingsbesluit kan niet als ‘criminal charge’ in de zin van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) worden aangemerkt. Dat betekent onder andere dat niet de strenge bewijsstandaard van het strafrecht (overtuigend bewijs) van toepassing is. De bewijsstandaard die de rechter in het ‘schooltuchtrecht’ of – om een neutralere term te gebruiken – ‘schoolordeningsrecht’ hanteert, is afhankelijk van het geval dat aan hem wordt voorgelegd. De gevolgen van een besluit voor een leerling worden zwaar meegewogen. Zo zal de bewijsmaatstaf voor een schorsing voor de duur van enkele dagen minder zwaar zijn (aannemelijk tot voldoende of redelijke mate van zekerheid), dan voor een verwijderingsbesluit (een min of meer hoge mate van zekerheid). Hoe meer belastend een besluit is, des te hogere eisen worden er aan het bewijs gesteld. De Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO), die in alle verwijderingszaken bevoegd is, ook wanneer het niet een leerling met ondersteuningsbehoefte betreft, eist zelfs dat de feiten onomstotelijk vaststaan. Een oordeel van de GPO kan zijn schaduw vooruitwerpen over een procedure bij de rechter.
Advies over bewijslast en besluitvorming
Waar een verwijdering van een leerling de meest verstrekkende – en dus meest ingrijpende – ordemaatregel is die kan worden opgelegd aan een leerling, zal de rechter doorgaans een tamelijk zware bewijsmaatstaf hanteren. Schoolbesturen dienen daarmee rekening te houden bij hun besluitvorming en zich bij de waardering van het bewijs en besluitvorming te laten adviseren door een onderwijsrechtspecialist.
Heeft u een vraag over dit artikel of over andere aspecten van schorsing of verwijdering van leerlingen? Neem dan contact op met onze sectie onderwijsrecht. Wij beantwoorden uw vragen graag.