Met name in buitengebieden kan het nogal eens voorkomen dat stukken grond per ongeluk door niet-rechthebbenden, zoals omwonenden, in gebruik worden genomen. Door het in gebruik nemen van een stuk grond dat aan een ander toebehoort, kan onduidelijkheid ontstaan tussen buren onderling of tussen de gemeente en inwoners over het eigendomsrecht. Het is mogelijk dat eigendom door verjaring overgaat op de bezitter, ook als de bezitter niet te goeder trouw is. In het kader van eigendomsverkrijging door verjaring zijn twee soorten verjaring relevant, te weten verkrijgende en bevrijdende verjaring. In dit artikel zal ik mij beperken tot bevrijdende verjaring.
Bevrijdende verjaring
Bevrijdende verjaring houdt in dat de persoon die een goed bezit op het moment waarop de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit verjaart, eigenaar wordt. Hieruit kan afgeleid worden dat er twee voorwaarden zijn voor bevrijdende verjaring, te weten de potentiële verkrijger moet bezitter zijn en de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van dat bezit moet zijn verjaard. Bij deze vorm van verjaring is het geen voorwaarde dat de bezitter te goeder trouw is.
Bezit
De eerste voorwaarden om door bevrijdende verjaring eigenaar te worden is dat er sprake moet zijn van bezit. Het is van belang hoe vastgesteld moet worden of sprake is van bezit. Volgens de wet is bezit het houden van een goed voor zichzelf. Gedacht moet worden aan het uitoefenen van de feitelijke macht over een goed.
Er zijn verschillende manieren waarop bezit verkregen kan worden. In het geval van het zogeheten ‘landjepik’ zal er meestal sprake zijn van inbezitneming. Een goed wordt in bezit genomen doordat een persoon zich de feitelijke macht verschaft over dat goed. In het geval van een onroerende zaak, zoals een stuk grond, zal er niet snel sprake zijn van bezit. Het enkel gebruiken en of verzorgen van een onroerende zaak kan in beginsel niet worden aangemerkt als inbezitneming.
Wat wel als inbezitneming kan worden aangemerkt, is bijvoorbeeld het bewerken van een stuk grond en afsluiten van dat stuk grond door een hekwerk. Als sprake is van bezit is voldaan aan de eerste voorwaarde van bevrijdende verjaring.
Verjaringstermijn
Ten tweede is de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit van belang. Het eigendom gaat over op de bezitter, op het moment dat de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit is voltooid. Dat is het moment waarop de rechthebbende zijn recht verliest om zijn eigendom terug te vorderen, als gevolg van verjaring. De verjaringstermijn van deze vordering is twintig jaar.
Kortom, de bezitter van een goed verkrijgt door bevrijdende verjaring het eigendom van dat goed op het moment waarop de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot beëindiging van dat bezit is voltooid. De verjaringstermijn is voltooid twintig jaar nadat een ander dan de rechthebbende bezitter is geworden.
Heeft u vragen over verjaring? Neem dan contact op met onze sectie algemeen verbintenissenrecht. Wij beantwoorden graag uw vragen.
Milan van Woensel, sectie algemeen verbintenissenrecht