Het spreekt voor zich dat examenkandidaten zich bij het eindexamen niet schuldig mogen maken aan een onregelmatigheid zoals examenfraude. Naar aanleiding van examenfraude kunnen vergaande maatregelen worden genomen jegens de betrokken examenkandidaat. Naast leerlingen mogen ook schoolmedewerkers, zoals docenten, die betrokken zijn bij het eindexamen, zich niet schuldig maken aan een onregelmatigheid. Niettemin staan er elk jaar berichten in de media over docenten of andere schoolmedewerkers die zich schuldig (zouden) hebben gemaakt aan examenfraude.
Bij het afnemen en beoordelen van een eindexamen zijn verschillende schoolmedewerkers betrokken, zoals de directeur of rector, de surveillanten of de docenten die het examenwerk als examinator of gecommitteerde beoordelen en daar een score aan toekennen. Ook schoolmedewerkers die geen wettelijke taak hebben met betrekking tot het eindexamen, zoals een conciërge, kunnen zich schuldig maken aan een onregelmatigheid.
Van schoolmedewerkers mag worden verwacht dat zij de wettelijke regels voor eindexamens of het eindexamenreglement naleven. Deze regels hebben onder andere betrekking op het als surveillant uitoefenen van toezicht tijdens de examens of het als examinator (of gecommitteerde) door de docent beoordelen van het examenwerk en het samen met de gecommitteerde (of examinator) vaststellen van de score van het examen.
In de wet wordt niet gesproken over examenfraude maar over het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het examen. Niet op regelmatige wijze wil zeggen: het niet overeenkomstig de wettelijke regels of het examenreglement plaatsvinden van het examen. Voorbeelden van onregelmatigheden zijn: het voortijdig ter beschikking stellen aan examenkandidaten van de examenvragen of -antwoorden, het ontoereikend uitoefenen van toezicht tijdens het examen, het zonder rechtsgrond aanbrengen door een docent van wijzigingen in het ingeleverde examenwerk of het in strijd met de wettelijke regels toekennen van een cijfer.
Een docent heeft een belangrijke taak in het proces dat moet leiden tot het uitreiken van een diploma. Tezamen met een gecommitteerde beoordeelt een docent het examenwerk en stelt hij of zij de score vast, die de basis vormt voor het examencijfer. Op grond hiervan mogen er door het bevoegd gezag, onder wiens verantwoordelijkheid de examens worden afgenomen, hoge eisen aan de integriteit en betrouwbaarheid van een docent worden gesteld. Het opzettelijk plegen van een onregelmatigheid door een docent zal dan ook in beginsel dit vertrouwen onherstelbaar kunnen beschadigen.
Het zich schuldig maken door een schoolmedewerker aan een onregelmatigheid bij het eindexamen is zeer ernstig. Een diploma in het voortgezet onderwijs heeft ‘civiel effect’; het geeft bijvoorbeeld toegang tot een vervolgopleiding of tot de arbeidsmarkt. De onregelmatigheid kan ertoe leiden dat aan een examenkandidaat een diploma wordt uitgereikt, terwijl hij of zij niet over de vereiste kennis beschikt. Door de onregelmatigheid kan het vertrouwen dat de maatschappij in een diploma stelt worden ondermijnd, wat kan leiden tot een waardevermindering van het door de betreffende school uitgereikte diploma (en daarmee tot beschadiging van de reputatie en een verlies aan wervingskracht van de school onder (ouders van) leerlingen in groep 8). Het zorgt verder voor ‘concurrentievervalsing’ ten opzichte van examenkandidaten die niet zijn ‘geholpen’ door de gepleegde onregelmatigheid.
Wanneer een docent zich schuldig maakt aan een onregelmatigheid dan kan dat zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokken leerling(en), ook wanneer deze met betrekking tot de onregelmatigheid geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De onregelmatigheid moet immers worden hersteld. Het gemaakte examenwerk kan ongeldig worden verklaard en er kan worden bepaald dat het examen opnieuw moet worden afgenomen. De leerling kan ook (in de examenperiode) ongewild betrokken raken bij een arbeidsconflict tussen de school en de medewerker.
Gelet op het bovenstaande behoeft het geen verwondering te wekken dat wanneer een schoolmedewerker zich schuldig maakt aan onregelmatigheid, dat dit een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan vormen of zelfs een dringende reden voor ontslag op staande voet kan opleveren. De aard van de arbeidsrechtelijke reactie hangt onder andere af van de aard van de onregelmatigheid waar de docent zich schuldig aan heeft gemaakt. Het door een surveillerend docent ter beschikking stellen van enkele minuten meer examentijd aan een examenkandidaat die buiten zijn of haar schuld te laat op het examen is gekomen, rechtvaardigt in het algemeen een minder zware reactie dan het door een docent moedwillig ‘helpen’ van een examenkandidaat door een hoger cijfer toe te kennen aan het examenwerk dan de beoordeling op basis van de correctievoorschriften rechtvaardigt. Een onderzoek van de Inspectie van het onderwijs of de school zal veel onrust onder examenkandidaten geven en de school veel tijd en geld kosten.
Wanneer de Inspectie van het onderwijs op de voet van artikel 2.61 lid 1 WVO 2020 heeft geoordeeld dat het examen niet op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden, betekent dat nog niet dat er een dringende reden voor ontslag op staande voet is, ook niet wanneer een schoolmedewerker verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onregelmatigheid.
Voor het antwoord op de vraag of een vergaande arbeidsrechtelijke sanctie op zijn plaats is, kan van belang kan zijn of de werkgever, onder wiens verantwoordelijkheid het examen wordt afgenomen, er voldoende op heeft toegezien dat de schoolmedewerkers zich aan de (wettelijke) voorschriften omtrent de examens hebben gehouden.
Het zich schuldig maken aan een onregelmatigheid kan, afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid, een strafbaar feit, zoals oplichting of valsheid in geschrifte, opleveren. Een ontslag op staande voet komt dan in beeld.
Mede vanwege de raakvlakken met het onderwijsrecht is het van belang dat een onderwijswerkgever of -werknemer zich bij een arbeidsrechtelijk geschil over een door een schoolmedewerker mogelijk gepleegde onregelmatigheid tijdens het eindexamen laat bijstaan door een advocaat die zowel deskundig is op het terrein van het arbeidsrecht als het onderwijsrecht. Daarvoor is des te meer reden, daar het bevoegd gezag onder (wettelijke) tijdsdruk beslissingen zal moeten nemen die voor betrokkenen (een of meer betrokken examenkandidaten of de betrokken werknemer) grote gevolgen kunnen hebben. De advocaten van de secties arbeidsrecht en onderwijsrecht beschikken over de benodigde deskundigheid.
Heeft u een vraag over dit artikel of over andere onderwijsrechtelijke onderwerpen? Neem dan contact op met onze sectie onderwijsrecht (contactpersoon: Hans Blom). Wij beantwoorden uw vragen graag.
Wij zijn ook te vinden op sociale media:
Hans Blom