Uitzendkrachten in dienst van een uitzendbureau hebben vaak een zogenaamd “uitzendbeding” in hun arbeidsovereenkomst staan. Op grond van de wet kan in de uitzendovereenkomst worden opgenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt doordat de ter beschikkingstelling van de werknemer, op verzoek van de inlener, tot een einde komt. Wanneer de inlener de uitzendkracht naar huis stuurt (en daarmee de ter beschikkingstelling dus op verzoek van die inlener eindigt) eindigt de arbeidsovereenkomst met het uitzendbureau van rechtswege (automatisch).
Een werknemer die ziek is heeft niet alleen recht op doorbetaling van loon, maar voor die werknemer geldt ook een opzegverbod: tijdens ziekte kan de werknemer niet worden ontslagen (behoudens een ontslag op staande voet of andere wettelijke uitzonderingen). Ten aanzien van de zieke uitzendkracht bepalen de NBBU en de ABU cao’s dat- kort weergegeven – bij een ziekmelding van de uitzendkracht er ook direct een einde aan de arbeidsovereenkomst komt. De ziekmelding wordt, op grond van de cao’s dan gezien als een fictieve beëindiging op initiatief van de inlener. De inlener heeft dan (nog) niet daadwerkelijk verzocht de ter beschikkingstelling te beëindigen, maar met ziekte wordt de inlener ‘geacht’ dat te hebben gedaan.
De jarenlange discussie binnen de uitzendbranche, namelijk of die bepaling wel mogelijk was, is vorige week donderdag door de Hoge Raad definitief beslecht.
De Hoge Raad stelt voorop dat het uitzendbeding, óók tijdens ziekte geldig is. Het opzegverbod geldt dan (dus) niet. Niet alleen heeft de wetgever bewust een uitzendbeding willen maken dat ook tijdens ziekte kan worden ingeroepen, maar daarnaast geldt dat het uitzendbeding een beëindiging van rechtswege met zich meebrengt. En daarop – een einde van rechtswege – is een opzegverbod niet van toepassing (immers; bij iedere zieke werknemer met een tijdelijk contract, eindigt dat contract ook van rechtswege).
De Hoge Raad wijst er evenwel op dat de bepalingen die in de NBBU en ABU cao’s zijn opgenomen, uitgaan van een fictief verzoek (tot beëindiging van de ter beschikkingstelling) van de inlener én dat strookt niet met de wet. De wet gaat namelijk uit van een daadwerkelijk, actief verzoek. De inlener moet dus daadwerkelijk actie ondernemen en het initiatief nemen.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat uitzendkrachten bij een ziekmelding in principe in dienst blijven, tot het moment dat de inlener een daadwerkelijk verzoek heeft gedaan om de samenwerking (terbeschikkingstelling) stop te zetten. De ABU en NBBU cao’s die dus nu, op dit punt, in strijd met de wet zijn, zouden overigens per 1 juli 2023 al worden aangepast (dat bij ziekmelding niet meer automatisch het dienstverband eindigt).
Heeft u als uitzendonderneming vragen over het juist toepassen van het uitzendbeding of benieuwd of uw overeenkomsten nog wel voldoen aan alle wet- en regelgeving? De arbeidsrechtspecialisten van Okkerse & Schop Advocaten staan voor u klaar.