Nogal wat echtgenoten zijn zich echter niet altijd bewust van de (soms onbedoelde) vermogensrechtelijke gevolgen van het aangaan van het huwelijk.
Sinds de invoering van het nieuwe huwelijksvermogensrecht per 1-1-2018 trouw je niet meer automatisch in een wettelijke algehele gemeenschap van goederen, maar in een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. Wil je alsnog in de ”ouderwetse’ gemeenschap van goederen trouwen of wil je juist al het vermogen gescheiden houden (of iets daartussen), dan moet je naar de notaris voor het maken van huwelijkse voorwaarden.
In de praktijk zie ik regelmatig dat stellen -ten onrechte- dachten dat trouwen in een beperkte gemeenschap gelijkstaat aan het hebben van huwelijkse voorwaarden.
Voor stellen die vóór het huwelijk samenleefden en bijv. investeringen hebben gedaan in een gezamenlijke koopwoning, lijkt het nieuwe huwelijksvermogensrecht soms tot onaangename verassingen te leiden wanneer het tot een echtscheiding komt. De meer-inbreng van de echtgenoot in de gezamenlijke woning zou voor de helft verdampen als gevolg van het ontstaan van de beperkte gemeenschap. Klinkt dat redelijk?
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 februari 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1409) vond van niet en oordeelde recentelijk dat de voorhuwelijkse meerinbreng van een echtgenoot in een gemeenschappelijke woning op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in stand blijft, o.a. overwegende dat de wetgever deze ‘’incongruentie waarbij de meerinbreng van de echtgenoot wordt gehalveerd, niet voor ogen had’’.
In het programma Juridische Zaken van Omroep Flevoland, besteedde ik afgelopen vrijdag aandacht aan dit onderwerp.
https://www.omroepflevoland.nl/gemist/radio/371902/let-op-als-je-ouderwets-wil-trouwen?id=371902#