Er zijn sinds maart 2020 veel arbeidsrechtelijke uitspraken van rechters gepubliceerd die corona tot onderwerp hadden, maar nog geen enkele daarvan had betrekking op een door een werkgever aan zijn werknemers opgelegde verplichting om tijdens werkzaamheden een mondkapje te dragen. Dat mag verwondering wekken, want de mondkapjesplicht is een veelbesproken onderwerp aan de virtuele lunchtafel.
Op 13 januari 2021 is de eerste arbeidsrechtelijke uitspraak over de mondkapjesplicht op het werk gepubliceerd. De feiten waren als volgt. Een banketbakker heeft aan zijn gehele personeel de verplichting opgelegd tijdens werktijd een mondkapje te dragen. Een werknemer die als chauffeur bij de bakker in dienst is, weigert hardnekkig die verplichting na te leven, waarna de werkgever de loonbetaling opschort en de werknemer op non-actief stelt. De werknemer vordert vervolgens in kort geding onder andere wedertewerkstelling en doorbetaling van loon.
De kantonrechter plaatst de instructie van de werkgever om op het werk mondkapjes te dragen in het kader van het wettelijk instructierecht van de werkgever en het werkgeversgezag. De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever eenzijdig de instructie heeft kunnen geven aan haar werknemers, waar zij zich in beginsel aan hebben te houden. Vervolgens toetst de rechter of de inbreuk die de mondkapjesplicht maakt op de, grondwettelijk gewaarborgde, persoonlijke levenssfeer van de werknemer gerechtvaardigd is. De kantonrechter meent van wel. In dat verband kent de kantonrechter er allereerst belang aan toe dat de werkgever wettelijk verplicht is zorg te dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Toegespitst op de zaak dient een werkgever tijdens de coronapandemie alles te doen wat nodig is en binnen haar macht ligt om besmetting van haar werknemers op de werkvloer met het coronavirus te voorkomen. Daarnaast weegt de kantonrechter het bedrijfsbelang van de werkgever mee. In dat verband wijst de kantonrechter op de verplichting van de werkgever tijdens ziekte het loon van werknemers door te betalen. In de aan de kantonrechter voorgelegde zaak mistte de werkgever als het gevolg van ziekte en quarantaine van werknemers 1000 productie-uren die zij wel heeft moeten doorbetalen.
Wat betreft de ter discussie staande effectiviteit van mondkapjes, volstaat de rechter ermee op te merken dat mondkapjes een maatschappelijk aanvaard middel zijn en dat het er voorlopig voor dient te worden gehouden dat mondkapjes bij kunnen dragen aan de veiligheid en gezondheid.
Op grond van het bovenstaande acht de kantonrechter de werkgever bevoegd de loonbetaling aan de weigerachtige werknemer op te schorten en hem de toegang tot het werk te ontzeggen zolang hij de instructie om een mondkapje te dragen niet opvolgt.
Met deze uitspraak is een eerste aanzet gegeven voor de ontwikkeling van rechtspraak op het punt van de mondkapjesplicht op het werk. Het laatste woord is hierover naar verwachting nog niet gezegd. De uitspraak geeft werkgevers enige handvatten voor het opstellen van voorschriften met betrekking tot het dragen van mondkapjes en geeft werknemers aanknopingspunten hun standpunt met betrekking tot een mondkapjesplicht te (her)overwegen.
Heeft u een vraag over dit artikel of over andere arbeidsrechtelijke aspecten van het coronavirus? Neem dan contact op met onze sectie arbeidsrecht. Wij beantwoorden uw vragen graag.