Skip to main content

Begin september 2024 kondigde het kabinet de afschaffing van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 aan. Het beoogde doel is dat de Belastingdienst de handhaving op de kwalificaties van de arbeidsrelaties voor de loonheffingen zoveel mogelijk zal normaliseren. Dat wil zeggen dat met terugwerkende kracht correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes zullen worden opgelegd wanneer de Belastingdienst oordeelt dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De opheffing van het handhavingsmoratorium is, volgens de regering, gericht op het herstel van de balans op de arbeidsmarkt en op het toekomstbestendiger maken van de regels met betrekking tot het werken met en als zelfstandige(n).

Achtergrond

In 2016 werd de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (“DBA”) ingevoerd met het doel om schijnzelfstandigheid beter tegen te kunnen gaan. Dit heeft aan de ene kant geleid tot een terughoudendheid bij opdrachtgevers ten aanzien van het inhuren van zelfstandigen en aan de andere kant zelfstandigen die vreesden opdrachten te verliezen. Deze situatie heeft het handhavingsmoratorium in het leven geroepen, wat inhield dat (vanaf de inwerkingtreding van de DBA) de Belastingdienst bij opdrachtgevers niet naar het verleden toe kon corrigeren op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffing.[1]

Opheffing van het handhavingsmoratorium

De opheffing van het handhavingsmoratorium heeft in de praktijk de volgende implicaties:

  • Voor de Belastingdienst gelden bij de handhaving van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen weer de normale regels voor het opleggen van correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes. In beginsel enkel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025.
  • De handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie is primair gericht op de loonheffingen bij opdrachtgevers.
  • De Belastingdienst kan met terugwerkende kracht correcties opleggen indien er sprake is van kwaadwillendheid of indien een eerder gegeven aanwijzing niet voldoende is opgevolgd. Deze correcties kunnen tot 5 jaar terug worden opgelegd en dus ook over een periode van vóór 1 januari 2025.

Gevolgen voor de praktijk

De Belastingdienst heeft aangegeven niet frequenter te zullen handhaven, maar de handhavingsinstrumenten op een andere manier in te zetten. Er wordt verwacht dat er meer nadruk zal komen te liggen op voorlichting en bewustwording. In het eerste jaar zullen er geen vergrijpboetes worden opgelegd aan opdrachtnemers of opdrachtgevers met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie.[2]

Tevens zal de Belastingdienst, op besluit van het kabinet, niet langer modelovereenkomsten goedkeuren, die worden langzaamaan uitgefaseerd. De gedachte is dat de Belastingdienst geen zekerheid kan bieden door voorafgaand aan de totstandkoming van een werkrelatie een oordeel te vellen over de kwalificatie daarvan. De juiste kwalificatie is immers ook afhankelijk van de feitelijke uitvoering door de betrokken partijen. Al in een uitspraak van de Hoge Raad van 14 november 1997 oordeelde de Hoge Raad dat de vraag of de tussen partijen gesloten overeenkomst tot het verrichten van werk tegen betaling een arbeidsovereenkomst is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval.[3] Inmiddels, zo ook door de Hoge Raad bevestigd in het Deliveroo-arrest, ziet de toets op een holistische benadering van alle omstandigheden van het geval, waarbij niet alleen de overeengekomen afspraken van belang zijn maar (juist) ook de feitelijke uitvoering. Dat laatste maakt ook dat een afweging vooraf geen echte zekerheid kan bieden.

Ons advies

Gelet op het feit dat de focus ligt op de opdrachtgevers, adviseren wij u om de relatie met zzp’ers binnen uw onderneming opnieuw te beoordelen en de juiste kwalificatie toe te kennen. Het is daarbij van belang niet alleen de onderliggende overeenkomst in overweging te nemen, maar vooral de praktische uitvoering van die overeenkomst mee te wegen in de beoordeling. Wenst u hier advies of assistentie bij? Neem dan contact met ons op. Onze specialisten staan klaar om al uw vragen te beantwoorden.

[1] Tenzij er sprake was van een evidente kwaadwilligheid. Voor opdrachtnemers bestond de mogelijkheid tot opschorten van de handhaving niet.

[2] Dit geldt niet voor verzuimboetes.

[3] HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495.

Rechtsgebieden

Schuldhulpverlening

×