Skip to main content

Als een student bij een tentamenfraude heeft gepleegd (bijvoorbeeld door af te kijken, plagiaat te plegen of door ongeoorloofd gebruik te maken van hulpmiddelen), kan de examencommissie van zijn universiteit of hogeschool verschillende sancties opleggen, zoals de ongeldigverklaring van het tentamen of het tijdelijk uitsluiten van de student van tentamens. Bij ernstige tentamenfraude kan zelfs de inschrijving van de betrokken student door de universiteit of hogeschool definitief worden beëindigd. De sancties die kunnen worden opgelegd staan beschreven in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en het Onderwijs- en examenreglement (OER) van de betreffende opleiding.

De examencommissie of het instellingsbestuur kunnen alleen een sanctie opleggen als buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de student heeft gefraudeerd. De lat ligt dus hoog. De bewijslast rust op examencommissie of het instellingsbestuur. In het geval van twijfel moet aan de student het voordeel van de twijfel worden gegund.

Indien een student het niet eens is met de conclusie dat er is gefraudeerd of hij of zij het niet eens is met de opgelegde sanctie(s), dan kan de student daar administratief beroep tegen instellen bij het college van beroep voor de examens (CBE) van de onderwijsinstelling. Indien dit college het beroep ongegrond verklaard, dan staat voor de student de mogelijkheid open om beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Het CBE toetst of de examencommissie terecht tot de conclusie is gekomen dat de student heeft gefraudeerd, of de procedureregels (zoals bijvoorbeeld de in de OER vastgelegde escalatielader van sancties) door de examencommissie op de juiste wijze zijn toegepast en of de sanctie in verhouding staat tot de gepleegde tentamenfraude. Bij deze proportionaliteitstoets kunnen elementen als ernst van de overtreding, de mate van schuld en recidive een rol spelen.

Een sanctie kan bijvoorbeeld disproportioneel zijn of uitwerken, bijvoorbeeld indien de sanctie ertoe leidt dat de student een bindend negatief studieadvies krijgt.

Voor een zinvol beroep tegen een opgelegde sanctie is kennis van de rechtspraak van de ABRvS en haar voorganger (het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, CBHO) vereist. Hoewel voor het voeren van deze procedures de bijstand van een advocaat niet wettelijk verplicht is, is het, gelet op de ingrijpende gevolgen die de sancties kunnen hebben voor de student en het gegeven dat de student slechts één kans heeft bij een onafhankelijke rechter, raadzaam om een in het onderwijsrecht gespecialiseerde advocaat in de arm te nemen. Deze is bekend met de mogelijkheden die de wet en de rechtspraak van de ABRvS bieden om sancties aan te vechten.

Heeft u een vraag over dit artikel of over andere onderwijsrechtelijke onderwerpen? Neem dan contact op met onze sectie onderwijsrecht (contactpersoon: Hans Blom). Wij beantwoorden uw vragen graag.

Wij zijn ook te vinden op sociale media:

Linkedin

Hans Blom

Rechtsgebieden

Onderwijsrecht

×