De situatie waarin één van de partners in een huwelijk met gemeenschap van goederen failliet wordt verklaard, terwijl de ander een aanvraag doet voor toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), kan leiden tot een complexe juridische situatie. Het is van belang te begrijpen hoe deze procedures elkaar beïnvloeden, en wat dit betekent voor de gezamenlijke financiële situatie van beide partners. Een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag werpt licht op deze kwestie. In dit artikel wordt uitgelegd hoe deze samenloop werkt.
Faillissement situatie in een huwelijk met gemeenschap van goederen
Wanneer één van de partners in een huwelijk met gemeenschap van goederen failliet wordt verklaard, heeft dit ingrijpende gevolgen voor zowel het persoonlijke vermogen van de gefailleerde als voor de gezamenlijke bezittingen en schulden van beide partners. In juridische termen wordt deze situatie aangeduid als een “faillissement van de gemeenschap,” zoals vastgelegd in artikel 63 van de Faillissementswet. Dit houdt in dat de boedel, bestaande uit zowel het vermogen van de gefailleerde als dat van de niet-gefailleerde partner, onder het beheer valt van de curator. De curator is belast met de verantwoordelijkheid voor het vereffenen van de schulden door middel van de beschikbare activa binnen de gemeenschap van goederen.
Toelating tot de Wsnp
Indien de andere partner, die niet failliet is, een verzoek tot toelating tot de WSNP indient, wordt deze aanvraag afzonderlijk beoordeeld door de rechtbank. De rechtbank neemt daarbij de volgende aspecten in overweging:
- De omvang en aard van de schulden;
- De vraag of de aanvrager te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden;
- De verwachting of de aanvrager in staat zal zijn om te voldoen aan de strikte verplichtingen die de Wsnp met zich meebrengt.
Als het verzoek tot toelating tot de Wsnp wordt toegewezen, geldt deze in principe niet alleen voor de persoonlijke schulden van de aanvrager, maar kan deze zich ook uitstrekken tot de gezamenlijke schulden die onder de gemeenschap van goederen vallen. Dit is vastgelegd in artikel 313 van de Faillissementswet.
Afwikkeling: faillissement heeft prioriteit
Ten aanzien van de vereffening van de gemeenschappelijke boedel heeft de afwikkeling van het faillissement voorrang. In de Wsnp kan dus pas tot vereffening van de gemeenschappelijke boedel worden overgegaan nadat het faillissement is beëindigd.
Dit vormt geen beletsel om de Wsnp van toepassing te verklaren (of de afwikkeling daarvan voort te zetten voor zover dat laatste, gelet op het faillissement van de echtgenoot, mogelijk is). In een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 werd de Wsnp toegekend aan een verzoeker wiens partner eerder failliet was verklaard. In de uitspraak werd verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 4 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO6933), waarin werd bevestigd dat de samenloop van faillissement en de Wsnp binnen een huwelijk met gemeenschap van goederen juridisch is toegestaan.
Conclusie
De samenloop van een faillissement en de Wsnp in een huwelijk met gemeenschap van goederen brengt mogelijk juridische complicaties met zich mee, maar biedt tegelijkertijd kansen voor een financiële herstart. De recente uitspraak van de rechtbank Den Haag toont aan dat de wet ruimte biedt om beide procedures naast elkaar te laten bestaan.
Heeft u vragen over de Wsnp of faillissementen? Neem dan contact op met Okkerse & Schop Advocaten. Wij hebben uitgebreide ervaring op het gebied van de Wsnp en insolventierecht en staan klaar om u te adviseren en bij te staan.