Skip to main content

De Raad van State heeft op 7 november 2024 de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid geadviseerd over het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR).

In dit wetsvoorstel wordt in de eerste plaats een nadere invulling gegeven van het zogeheten gezagscriterium (“in dienst van”) van de in artikel 7:610 BW gegeven definitie van de arbeidsovereenkomst. Werkgeversgezag onderscheidt de arbeidsovereenkomst van een overeenkomst met een zzp’er. Daar bestaat nu veel onduidelijkheid over. In de VBAR is, net als in het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad, sprake van een afweging van gezichtspunten, waarbij gekeken moet worden waar het zwaartepunt ligt in de arbeidsrelatie. De VBAR heeft tot doel het grijze gebied tussen een arbeidsovereenkomst en een overeenkomst van opdracht met een zzp’er te verkleinen. De Raad van State vraagt zich af of het in de VBAR voorgestelde toetsingskader de beoordeling van de arbeidsrelatie eenvoudiger maakt dan op dit moment op basis van de in de rechtspraak gehanteerde zogeheten ‘holistische toetsing’ het geval is. De Raad van State adviseert onder andere in de toelichting op het wetsvoorstel nader in te gaan op de verwachte effectiviteit en hanteerbaarheid van het voorgestelde toetsingskader in de praktijk. Naar aanleiding van deze fundamentele kritiek is er nog veel werk voor de minister om te verzetten.

Daarnaast introduceert het wetsvoorstel een civielrechtelijk rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst op basis van een uurtarief. Dit rechtsvermoeden houdt in dat iemand bij een uurtarief van € 33 of minder, wordt vermoed te werken krachtens een arbeidsovereenkomst. Dit rechtsvermoeden is bedoeld om werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt bewijsrechtelijk te ondersteunen bij het opeisen van een arbeidsovereenkomst bij de werkgever, of de rechter en zo de bij een arbeidsovereenkomst horende rechten op te eisen, zoals het recht op ontslagbescherming (tijdens ziekte). De Raad van State zet vraagtekens bij de effectiviteit van het rechtsvermoeden en raad de minister aan de toelichting op dit onderdeel van het wetsvoorstel aan te vullen. Ook op dit onderdeel is er voor de minister werk aan de winkel.

Na het advies van de Raad van State is de minister weer aan zet. Op dit moment is nog niet bekend of, wanneer en met welke eventuele wijzigingen het wetsvoorstel VBAR door de minister wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van de VBAR is 1 januari 2026, uitgaande van publicatie van de VBAR in het Staatsblad rond 1 april 2025. Gelet op het ‘huiswerk’ dat de Raad van State de minister heeft gegeven, is het de vraag of dit haalbaar is.

Wij houden de ontwikkelingen voor u bij en zullen u daarover informeren. Ondertussen gaat de Belastingdienst per 1 januari 2025 wel (weer) controleren op en optreden tegen schijnzelfstandigheid bij zzp’ers. Leuker kan de Belastingdienst het niet maken. Makkelijker wordt het trouwens ook niet.

Heeft u een vraag over dit artikel of over andere arbeidsrechtelijke onderwerpen? Neem dan contact op met onze sectie arbeidsrecht. Wij beantwoorden uw vragen graag.

Hans Blom

Rechtsgebieden

Schuldhulpverlening

×